Historie
De Nederlandse surfgeschiedenis begon in de jaren dertig. In Noordwijk waagde Jan Coenraads Nederveen zich voor het eerst met plank in zee. Als lid van de Noordwijkse Zeilvereniging ging hij op dagen zonder wind, maar mét golven, aan de haal met een surfplank. In die tijd werd in Nederland nog niet gewindsurft en de vraag is dan ook nog steeds hoe hij toen aan een board kwam.
Van de volgende generatie surfers, die eind jaren zestig met de sport in aanraking kwam, is een stuk meer bekend. Go Klap weet nog als de dag van gisteren hoe hij in 1969 pal voor de Zeilvereniging van Scheveningen een jongen in de branding zag rommelen met een surfboard. Het bleek een Nederlander te zijn die naar Australië was geweest. Op de weg terug had hij een Bob Harbour-longboard meegenomen. Nadat hij een aantal maal voor de deur bezig was geweest, bood de zeilvereniging aan zijn board te stallen in het clubhuis. Zo hoefde hij het loodzware board niet elke keer mee te zeulen naar het strand. De eigenaar van het board verloor echter de interesse in de sport. Hij kwam steeds minder vaak opdagen en zou uiteindelijk spoorloos verdwijnen. De zomer daarop besloten verschillende leden van de club het board eens te proberen. Go Klap was meteen verkocht. Tijdens een watersportbeurs in Engeland bestelde Go bij de stand van ‘Tiki Surfboards’ zijn eigen polyesterboard. Een kleintje overigens, want ook in Europa was de shortboardrevolutie begonnen. Een longboard was natuurlijk ‘not done’ in die tijd.
Begin jaren zeventig verhuisde de zeilvereniging naar het Zwarte Pad. In die tijd leerde Go, via een jongen in z’n straat, Arie Verbaan, Albert van Garderen, Jaap van der Toorn en Hans Schotten kennen. Zij surften toen ook al, maar vaak aan de zuidkant van de Scheveningse haven. Ook Jan Coenraads Nederveen, toen nog altijd actief, kwam regelmatig naar Scheveningen om te surfen. Materiaal was schaars in die tijd, daarom besloot Go bij ‘Tiki Surfboards’ -dat waren de enigen die hij kende in de toen nog magere Europese surfindustrie- een paar blanks, een emmer polyesterhars en een rol glasvezelmatten te bestellen. Go is dat uiteindelijk zelf gaan ophalen. Eerst met de trein en vervolgens met een catamaranjacht van een vriend naar Nederland. Een hele operatie, maar ze konden aan de slag. Deze missie betekende eigenlijk de basis voor wat voor Go Klap zijn verdere leven zou gaan bepalen. Go was eigenlijk ingenieur van beroep, maar vanuit zijn kamer op drie hoog aan de Ruychaverstraat in het Geuzenkwartier begon hij surfspulletjes te verkopen aan zijn vrienden. Blokjes wax, leashes, skateboardjes, enz. De komst van de eerste skateboardgekte zorgde ervoor dat Go een winkel kon openen aan de Badhuisstraat in Scheveningen. Wanneer hij ’s middags na zijn ingenieurswerk de winkeldeur open deed, stonden er hordes enthousiaste kinderen uit heel Nederland.Door de toenemende ‘drukte’ in de line-up ontstond de kwestie over de regelgeving en veiligheidsvoorschriften. In die tijd moest je voor tien uur ’s ochtends het water uit zijn, anders had je een boete aan je broek. ’s Avonds na zevenen mocht je pas weer met board het water in. Volgens de politie was surfen in Nederland “gevaarlijker dan waar ook ter wereld” en zonder surfboard was je volgens de handhavers van de wet een stuk veiliger af dan mét. De enige manier waarop dit veranderd kon worden, was door een vereniging op te richten. En, net als de zeilvereniging, een vergunning aan te vragen. Een zekere J.K. Potasse uit Amsterdam zocht begin 1972 contact met andere Nederlandse surfers via de abonnementenlijst van het Amerikaanse ‘Surfer magazine’. Zijn doel was het Nederlandse surfen te organiseren in een vereniging. Later dat jaar werd er een avond georganiseerd in het Krasnapolsky in Amsterdam. Er werd besloten dat de Holland Surfing Association (HSA) zich als vereniging zou aanmelden bij de Kamer van Koophandel. Jan Nederveen schreef de statuten en van J.K. Potasse werd nooit meer iets vernomen. Amper een jaar later, op 12 oktober 1973, werd de HSA bij Koninklijk besluit goedgekeurd als vereniging. Ze waren er echter nog niet. In een zogenaamde Algemene Plaatselijke Verordening (APV)stond namelijk dat je niet met een drijvend voorwerp de zee mocht betreden. Uiteindelijk werd de vergunning toch verleend onder een aantal voorwaarden: ?- Je mocht alleen het water in als je lid was van de HSA. Dit kon men zien aan een genummerde sticker.?- Voordat je ging surfen, moest je eerst de wachtcommandant van de politie waarschuwen dat je het water in ging en als je eruit kwam moest je dat ook weer doorgeven.?- Je moest een boei uitgooien op de plek waar je ging surfen. (Yeah right!)?Elk jaar moest de vergunningaanvraag opnieuw ingediend worden. En ieder jaar werd er door diverse colleges en commissies druk vergaderd of de vergunning wel verlengd moest worden. Begin jaren tachtig versoepelde de APV.
Met de jaren tachtig in zicht, werden de invloeden van buitenaf sterker. Door de contacten met de Engelse surfindustrie was het vrij voor de hand liggend dat de eerste surftrip van Arie, Albert en Go naar Engeland voerde. Daar aangekomen kregen ze meteen te horen dat ze beter naar Frankrijk hadden kunnen gaan. Dat is dichterbij en de golven zijn er een stuk beter. Meer en meer plekken in Europa werden bereden door deze surfers van het eerste uur. Arie en Albert kregen het zelfs voor elkaar om met een stokoude Renault Estafette naar Marokko te scheuren en nog levend terug te komen ook. In Nederland was surfen ondertussen aan populariteit aan het winnen. Reislustigen als Frank van Baarsel en ‘Jip en Jop’ brachten uit Zuid Afrika, de V.S en Australië boards mee om de branding te trotseren. Een nieuwe generatie ontstond uit de skateboardjeugd van midden jaren zeventig. Inmiddels werd er niet alleen maar in Scheveningen gesurft. Langs de gehele Nederlandse kust lagen surfers in het water. De Koenen-broertjes uit Leersum, Fonger Broersma en Reinout Vlaanderen uit Zeist, Robby Buttner en consorten uit Amsterdam, Egbert Visser, Chris Pronk, allemaal aanvoerders van een nieuwe generatie surfers.
De HSA werd volwaardig geaccepteerd door de internationale surfgemeenschap. Ieder jaar kwamen de uitnodigingen voor deelname aan de World Surfing Championship en de Europeans. De HSA was inmiddels meer dan een noodzaak om te mogen surfen. Wedstrijden en filmavonden werden georganiseerd en de NK-toer zorgde voor een hoog niveau in de Noordzee. Jongens als de Uiterwijk-broers, Richard van Tol, de Van Haaften-broers en Viktor van de Klei domineerden de wedstrijden en daarmee het HSA nieuws. Viktor van de Klei was met name van grote invloed op het Nederlandse wedstrijdgebeuren van de jaren negentig. Eerst door alle wedstrijden te winnen, vervolgens door pro te worden en aan Europese wedstrijden deel te nemen en later door met O.M. surfevents de best georganiseerde NK-surftoer tot op heden neer te zetten. De HSA bloeide als nooit tevoren, met een ledenbestand van zo’n 100 leden, ledenvergaderingen op prestigieuze locaties als de pier, wedstrijden, feesten en het krantje de ‘Wetmag’. Toch bleef er van die positieve energie weinig over toen Viktor besloot te stoppen met het organiseren van wedstrijden. De HSA zakte langzaam weg tot het kleine, maar nog brandende HSA vlammetje helemaal uit was. Voor het eerst in 23 jaar zat de HSA zonder bestuur, zonder wedstrijden, en zonder blaadje. Surfen daarentegen zat nog altijd in de lift. De line-ups lagen vol en winkels deden goede zaken.
..
Het HSA vlammetje mocht dan wel uit zijn, nasmeulen deed het nog aardig. Met een beetje wapperen en blazen door Thomas Koenen en Frank Reef, kwam er een frisse wind door de HSA. Het vuur was weer aan! Of het kwam door de millenniumwisseling, of de juiste ontmoetingen op de juiste plaats, zullen we nooit weten. Een sterk team zette een paar grandioze wedstrijden neer. De bestbezochte, door zowel surfers als media, in de geschiedenis van de HSA. Ook werd er weer een EK gesurft met bevredigende resultaten. Nederland was terug op de kaart. ?Inmiddels hadden Rick Wouters, Ronald van Rijn en Hans van den Broek het bestuur versterkt, en werd de voorzittersfakkel overgedragen aan Rick Wouters. Naast de gebruikelijke wedstrijden werd dit jaar (2004) voor het eerst de Dutch Surfing Championships georganiseerd in Moliets. Jan Groenedijk, een jonge gedreven regelneef, organiseerde samen met Rick en Ronald een week lang evenement waar nog steeds over gesproken wordt. Toch eiste het organiseren van de DSC zij tol, Rick merkte dat met de HSA op de eerste plaats vele andere dingen het onderspit moesten delven, en koos uiteindelijk voor een wat rustiger vaarwater.
Hans van den Broek, net terug uit Hawaii, was weer vol met energie en klaar om de taken van Rick over te nemen. Jan was echter op regelnevenstage bij de Nationale surfbond in Nieuw Zeeland, en dus kwam het werk op de schouders van Hans en Ronald neer. Die zagen in dat een wedstrijdencyclus organiseren met 2 personen als organisatie geen doen was, en richtten zich meer op de breedte van de sport. De wedstrijden werden uitbesteed, en de eerste Instructeurcursus werd georganiseerd bij onze collega’s aan de andere kant van de Noordzee, de BSA. Ook de Jurycursus werd een groot succes. Aan de hand van die jurycursus voelden een aantal mensen zich meer betrokken raken bij de HSA en de toekomst van het surfen in Nederland. Met als gevolg dat Stefan Koper, Ernst van Driel en Ruurd Mosterd zich aanmeldden bij de HSA. Vanaf dat moment is een ontwikkeling in gang gezet die nog steeds bezig is. De Nederlandse NK tour staat als een huis, en voor het eerst is er uit de NK ranking een compleet nederlands team geselecteerd dat een tiende plek wist te behalen bij de eurosurf 2007! September 2009 vertrekt er weer een team naar de Eurosurf in Jersey. Ook is de nederlandse instructeurscursus inmiddels een feit. Het is duidelijk dat er een klimaat is ontstaan waarbij er genoeg draagvlak is voor een Nederlandse Surfbond, en we hopen de in gang gezette ontwikkeling voort te kunnen blijven zetten!